Meer over Dwangarbeid

Aflevering 3

Uitzending: NPO 2 op zaterdag 25 april (15.30 uur) en zondag 26 april (om 12.25 uur)
Omrop Fryslân regio tv op zondag 26 april op alle uren vanaf 17.10 uur (na Hjoed)

 

- Werken over de grens
- Verplicht vrijwillig naar Duitsland
- Johannes van der Heide
- De Aktionen
- De jaarklassen
- Razzia's
- Thuiskomst
- Bronnen

Werken over de grens
In de 18de, 19de en de eerste decennia van de 20ste eeuw was werken in het buitenland een normaal verschijnsel. Het volgde daarmee de wet van de communicerende vaten. Tot rond 1870 had vooral de Nederlandse landbouw en scheepvaart veel Duitse arbeiders aangetrokken. Friesland was voor Duitse seizoenarbeiders ook een populaire bestemming geweest. Sommige hannekemaaiers kwamen jaren achtereen naar dezelfde boer. In hun kielzog trokken de lapkepoepen, zoals één van de voorvaders van Clemens en August Brenninkmeyer (grondleggers van C&A), mee om in ons land linnengoed te verkopen dat we hier niet kenden.

Hannekemaaiers

Tekening van Ids Wiersma van Duitse hannekemaaiers in Friesland
(klik op de foto voor een vergroting)

In het laatste kwart van de 19de eeuw draaiden de rollen om en waren het vooral Nederlandse arbeiders die hun schamele inkomen wilden aanvullen met (seizoens)werk in Duitsland. Vanuit Friesland trokken vooral jonge arbeiders als melk- of akkerknecht over de grens. Na de Eerste Wereldoorlog was het gebeurd met het werken in Duitsland. Door de inflatie van de Duitse mark stelde het loon vrijwel niets meer voor, terwijl door grondstoftekorten veel bedrijven inkrompen of moesten sluiten.

Verplicht vrijwillig naar Duitsland
Na het aan de macht komen van Hitler kwam er weer werk, met name in infrastructurele projecten en de wapenindustrie. Omdat in Nederland de crisis hard toesloeg werd Duitsland weer een aantrekkelijke bestemming voor Nederlandse arbeiders. Op werklozen werd - ondanks de Duitse anti-joodse maatregelen en ondanks de oorlogszuchtige politiek - zelfs druk uitgeoefend om bij de oosterburen werk te accepteren.

Artikel in de Leeuwarder Courant van 3 mei 1939


Wilde men hier niet aan meewerken dan kon de steun worden ingetrokken. Zo werden in de jaren '37 tot en met '39 zo'n 30.000 Nederlandse werkloze arbeiders in Duitsland aan werk geholpen. Opvallend hierbij is dat maar een gering aantal Friezen tot de uitgezondenen behoorden. Dat zou een gevolg zijn van het feit dat de SDAP sterk in de Friese gemeentebesturen vertegenwoordigd was. Arbeidsbemiddeling was tot mei 1940 namelijk een gemeentezaak. Dat alles veranderde na de Duitse inval. In oktober 1940 werd het Rijksarbeidsbureau ingesteld. Onder druk van de Duitse autoriteiten werd de uitzending van arbeidskrachten geïntensiveerd. Er werd daarbij sterk de nadruk gelegd op werkloosheidsbestrijding en vrijwilligheid. Maar hoe vrijwillig was vrijwillig als bij weigering je werkloosheidsuitkering werd stopgezet of je uit de werkverruiming werd gehaald? Je zou kunnen zeggen dat het vooroorlogse departementale beleid werd voortgezet.

Johannes van der Heide
Eén van de Friezen die in deze periode naar Duitsland vertrok was Johannes van der Heide (geboren in 1909 te Leeuwarden). In de jaren '20 volbracht hij de opleiding tot drukker en aanvankelijk wist hij ook werk te vinden in die branche. De crisis zorgde er echter voor dat hij op straat kwam te staan.
Johannes zocht allerhande (bij)baantjes om enig inkomen te hebben. Dat was nodig want hij had inmiddels ook een gezin te onderhouden. In 1934 was hij getrouwd met Anna Dijkstra. In 1937 werd zoon Job en twee jaar later dochter Femke geboren.

Johannes van der Weide

Johannes van der Heide, Anna Dijkstra en hun kinderen Job en Femke.
De foto is gemaakt kort voordat Johannes in februari 1941 naar Wesermünde vertrok (klik op de foto voor een vergroting)


Johannes werkte als straatmaker en venter en hij meldde zich als los arbeider bij de gemeente om straten te vegen en sneeuw te ruimen. Ondanks alle inspanningen was hij niet langer in staat zijn gezin te onderhouden en zag hij zich gedwongen een uitkering aan te vragen. Al vroeg in de oorlog werd de uitkering stopgezet. In plaats daarvan kreeg hij het adres van zijn toekomstige Duitse werkgever met de belofte dat de uitkering na drie maanden werken in Duitsland zou worden hervat. In februari 1941 vertrok hij naar Wesermünde, tegenwoordig Bremerhaven, om te gaan werken bij de Deutsche Reichsbahn.
De beloofde drie maanden werden vier en een half jaar. Gedurende die hele periode werd hij slechts enkele keren in de gelegenheid gesteld zijn vrouw en kinderen thuis op te zoeken. Als hij verlof had, stond één van de andere dwangarbeiders borg voor hem zoals ook hij borg stond voor zijn collega's gedurende hun verlof. Op wegblijven van de verlofganger volgden represailles voor de achterblijvende collega.

Johannes van der Weide

Johannes van der Heide met zijn collega-dwangarbeiders op het spoorwegemplacement Fischereihaven te Wesermünde met op de bovenste rij van links naar rechts: Johannes van der Heide, Johannes Faber, Piet Postma, twee onbekenden en Nico Halma. De namen van de beide mannen vooraan zijn onbekend. De foto is op 1 juli 1941 gemaakt door Nico van der Bos, mede-dwangarbeider.
(klik op de foto voor een vergroting)


Bij een bombardement op 6 maart 1945 brak Johannes enkele ribben. Bang voor 'een dodelijke spuit' meldde hij zich niet ziek en bezocht geen dokter. De fractuurdelen beschadigden echter het longvlies (pleura) en veroorzaakten een ernstige pleuritis met als gevolg een algehele bloedvergiftiging (sepsis). De eerste weken van zijn ziekte heeft zijn kostvrouw, Maria Murk, hem thuis verzorgd. In april 1945 was ziekenhuisopname niet langer te vermijden en ook daar heeft Maria Murk hem bezocht en verzorgd. De ziekte was echter al te ver gevorderd en Johannes stierf op 24 september 1945. Mevrouw Murk heeft hem laten begraven in haar eigen familiegraf, bij haar man en één van haar zoons.
Vanaf ongeveer februari 1945 was briefverkeer niet meer mogelijk. Anna Dijkstra was dan ook volkomen onkundig van de ziekte en het overlijden van haar man. Verwarrende naoorlogse berichten van officiële instanties hebben haar grote onzekerheid gebracht omtrent zijn lot. Lange tijd heeft ze niet willen en kunnen geloven dat hij dood was. De herbegrafenis van Johannes op 26 januari 1951 op de Noorder Begraafplaats in Leeuwarden gaf haar eindelijk rust.

De Aktionen
Na deze 'vrijwillge' periode volgde het uitkammen der bedrijven. Het doel was om ruim 200.000 arbeiders te mobiliseren voor werk in Duitsland. Dat wilde men bereiken door middel van bepaalde 'Aktionen' zoals de zgn. Sauckel-, Holland- en Stahl und Eisen-Aktionen. Dit duurde van april 1942 tot mei 1943.
Talloos zijn de verhalen van arbeiders die werden aangewezen om in Duitsland te werken en bijna even groot het aantal verhalen om er onderuit te komen. Meestal lukte dat niet. Jasper Keizer verhaalt in zijn boek 'Slaven van de bezetter' over Samme Talsma uit Nijega. Hij kreeg in februari 1943 zijn oproep voor Duitsland. Hij zou in Halle/Saale worden tewerkgesteld. 'Met een bewijs van kostwinnerschap en een verklaring dat hij thuis onmisbaar was en tevens dat hij als melkcontroleur bij de zuivelfabriek te Nijega werkte, reisde Samme vol goede moed naar Leeuwarden. Voor de eerste maal in zijn leven was hij in de Friese hoofdstad. Op het arbeidsbureau werd hij te woord gestaan door de Fachberater. Aan hem vertelde hij dat zijn vader was overleden en zijn broer reeds in Duitsland werkzaam was. "Mijn moeder is al vijf jaar alleen en mijn broer is al twee jaar dood", was de reactie van de Duitser. Samme moest zich schamen dat hij niet wilde meewerken aan de overwinning van Duitsland. Binnen twee dagen moest hij zich melden in Leeuwarden. En zou hij daar niet aan voldoen, dan zou zijn moeder worden opgehaald. Ook moeders werkten in Duitse fabrieken.'

De jaarklassen
Op 29 april 1943 maakte Friedrich Christiansen, de bevelhebber van de Duitse troepen in Nederland, bekend dat de voormalige Nederlandse militairen, die in mei 1940 hadden gevochten, in krijgsgevangenschap zouden worden weggevoerd. In potentie ging het om een groep van zo'n 260.000 man die in Duitse fabrieken kon werken. De bekendmaking was de aanleiding voor wilde stakingen in het hele land (zie hiervoor het thema 'De Melkstaking').
Vrijwel tegelijkertijd startte de bezetter met het zgn. jaarklassensysteem. Mannen die in een bepaald jaar waren geboren werden opgeroepen voor de arbeidsinzet. Zo werden in de rest van het jaar '43 de jaarklassen 1920 tot en met 1923 opgeroepen. Dat betekende dus dat alle mannen van 19 tot en met 23 jaar moesten opkomen. Enkele categorieën zoals NSB-leden en arbeiders in de bewapeningsindustrie én de landbouw waren vrijgesteld. Omdat veel mannen tot die laatste categorie behoorden was het aantal 'uitvallers' in Friesland groot. Daarnaast had de Meistaking het verzet een flinke impuls gegeven en doken velen, die niet tot de vrijgestelden behoorden, onder.
Vanwege het geringe succes van de laatste acties werd in de zomer van '43 een nieuw systeem bedacht: het Zurückstellungs-Verfahren.

Dwangarbeid Z kaart

Z-kaart op naam van het bedrijf van Gerrit Struiksma, een smederij in landbouw- en zuivelwerktuigen in Wanswerd
(klik op de foto voor een vergroting)


Het was de bedoeling om alle mannelijke werknemers tussen 18 en 45, later 50 jaar te registreren voor mogelijke arbeid in Duitsland. Ook dit liep uit op een fiasco als gevolg van verzet in bedrijven, acties van de illegaliteit en het geknoei met de kaarten op vele arbeidsbureaus.

Razzia's
Op Dolle Dinsdag (5 september 1944) werd de uitzonderingstoestand afgekondigd. Dat betekende dat de arbeidsbureaus buitenspel kwamen te staan en de Duitse politie, SS en leger de belangrijkste rol kregen bij het rekruteren van arbeiders. De nieuwe methode die ze hanteerden was de razzia.
Eén van die razzia's vond plaats op 16 december 1944 in Oppenhuizen en Uitwellingerga. De uitvoering was die vroege ochtend waarschijnlijk in handen van leden van de Ordnungspolizei. Vanwege hun groene uniform werden ze vaak aangeduid als de Grüne Polizei. Een hele groep (jonge)mannen werd opgepakt. De toen 31-jarige Fokke van der Meer was één van hen.

Fokke van der Meer

Fokke van der Meer op nieuwjaarsdag 1943

De mannen werden eerst overgebracht naar de Bonifatiusschool aan de Leeuwarderweg in Sneek. Volgens de overlevering hebben ze die nacht in één van de klaslokalen geslapen. De volgende dag werden ze in vrachtwagens naar het Leeuwarder Huis van Bewaring overgebracht. Twee dagen later werden ze op transport gesteld naar Vries in Noord-Drenthe. Daar werd de groep eerst opnieuw in een school ondergebracht. Later werden ze ingekwartierd bij boeren in de omgeving. Fokke kwam bij een zekere boer Koops in Yde terecht. Overdag moesten ze tankgrachten graven, als onderdeel van de Frieslandriegel, die zou moeten voorkomen dat de Geallieerden vanuit het noordwesten van Nederland Duitsland binnen zouden kunnen vallen. Maar omdat het vroor - het was een strenge winter - was de grond zo hard dat ze de schep er niet in konden krijgen. En dus versleepten ze takkenbossen. De omstandigheden waren over het algemeen redelijk. Ze kregen goed eten en konden lekker slapen in het hooi. En voor het werk werden ze zelfs uitbetaald.


Thuiskomst
Na de oorlog was het voor de overlevenden vaak een enorme opgave om weer thuis te komen. Dat gold bv. ook voor Gerrit Tjepkema uit Nieuwebildtdijk. Hij werd in januari 1945 naar het Kamp Schwarzer Weg in Wilhelmshaven gestuurd. De omstandigheden waren er bar slecht met weinig eten en kleding, hard werken, kou, en met een paar gewelddadige bewakers. Albert van der Molen van St. Annaparochie en Jan Vellinga uit Franeker hebben de verschrikkingen niet overleefd. Tijdens een transport - in april '45 - wisten Gerrit en drie maten te vluchten. Een zekere mevrouw Abrahamse heeft hen met gevaar voor eigen leven in haar huis laten onderduiken. Tot de bevrijding begin mei konden ze daar blijven. En toen, eindelijk - op 7 mei, konden ze weer terug naar Nederland, naar Friesland, naar de Nieuwebildtdijk.
In Delfzijl werden de jongens eerst schoongemaakt en kregen ze goed te eten. Lopende en liftende kwamen ze drie dagen later, op Hemelvaartsdag, weer in Friesland. Toen Gerrit weer in Leeuwarden was heeft hij eerst een fiets gestolen. 'Dy hat er letter wol werom brocht hear', aldus zijn toenmalige vriendin en latere echtgenote Fokje Talsma.
Zij kan zich zijn thuiskomst nog goed herinneren: 'Hy woe sa gau mooglik nei my ta. Dat hy op 'e fyts nei de Hallumer Mieden. Ik wie dêr lykwols net. Ik lei wer mei isias by syn pleechâlden op bêd. Op Nijebildtsyl wie it feest, mei flaggen, parades en in soad publyk. Mar dat wie oan Gerrit doe net bestege. Hy woe nei hûs, nei my. Doe't ik him seach skrok ik fan 'm. Hy mocht dan wol wosken wêze yn Delfsyl, mar hy siet noch of al wer ûnder de luzen en achter op de jas stie yn giele ferve de letter 'H' fan Häftling. Hy woe my daalks omearmje en dat hat er ek even dien, mar dat koe fansels net, fanwegen dy luzen. Oars hie ik der ek noch ûnder sitten. Dat doe hat syn tante him earst wosken.'

Van de Friese dwangarbeiders hebben zeker 616 de oorlog niet overleefd. Hun namen zijn als bijlage opgenomen in het boek 'Slaven van de bezetter' van Jasper Keizer.



Bronnen
Bouman, P.J., De April-Mei-stakingen van 1943 (’s-Gravenhage 1950)
Keizer, Jasper, Slaven van de bezetter.De Friese dwangarbeiders tijdens de tweede Wereldoorlog (z.pl. 1996)
Schram-van Gulik, Liesje, Werken over de grens:350 jaar geld verdienen over de grens (Hoorn 1993)
Volder, Karel, Van Riga tot Rheinfelden. Over leven en werken, over terugkeren of sterven, van een half miljoen Nederlandse arbeiders in het Duitsland van 1940-1945 (Amsterdam 1996)
Inventaris van het archief van Johannes van der Heide